Fietsbrug Cuijk-Mook

De fietsbrug tussen Cuijk en Mook ligt op een bijzondere landschappelijke overgang. Aan de noordzijde van de Maas ligt het dorp Mook op rand van de stuwwal van het Rijk van Nijmegen. Een besloten landschap met een fijnmazig netwerk van lanen en wegen en statige beplanting. Aan de zuidzijde van de Maas ligt het jonge rivierkleilandschap van Cuijk. Een grootschalig open agrarisch landschap enkel doorsneden door de historische lintbebouwing, de overstortsloot en het meer recente spoorlichaam. Deze asymmetrische landschappelijke context wordt doorsneden door de Maas die, met de sequentie van dijk, uiterwaard, rivier met bakenbomen, uiterwaard en wederom dijk, juist een symmetrische opzet kent. 

Deze bijzondere landschappelijke context komt terug in alle facetten van het brug ontwerp. Voor het ontwerp van de brug is gekozen voor een symmetrische opzet, die de gelijkmatigheid van de rivier versterkt. De nieuwe fietsbrug voegt zich in het silhouet van de bestaande brug en vormt een scherp contrast met de grillige bakenbomen aan de oevers van de maas. De brug kent bij de landhoofden een scherpe verticale grens naar de aangrenzende landschappen vanwaar de brug overgaat in een grondtalud, die door de beplanting de kleur aanneemt van het landschap.

Aan de Mookse zijde kent het brug talud een besloten, bosrijke inrichting. De bestaande bomen op het spoortalud blijven zoveel mogelijk behouden. Daar waar de bomen vanwege de nieuwe toeritten naar de brug gekapt moeten worden, worden gebiedseigen soorten (eik, beuk, haagbeuk) in een onregelmatig verband teruggeplaatst. De taluds aan de Mookse zijde worden geflankeerd door beukenhagen, waardoor hekken langs de steile taluds niet nodig zijn. De karakteristieke haagbeuken in de hoekpunten van de spoorbrug bij de kruising met de N271 krijgen een nieuwe plaats aan de buitenzijde van de nieuwe fietsbrug.

Aan de Cuijkse zijde krijgt de toerit een open karakter en heeft de fietser een weids uitzicht over de jonge rivierkleipolders. Tussen het spoor en het fietspad blijft de kenmerkende struikvormende beplanting van de maasheggen (Meidoorn, sleedoorn, eik) zoveel mogelijk behouden; waar nodig wordt deze teruggeplaatst. Aan de buitenzijde loopt een strook van bloemrijk grasland langs het fietspad, zodat het zicht naar de polder openblijft. De kruising van het fietspad met de Mariagaarde wordt geaccentueerd door in de hoek bij de Mariagaarde een beeldbepalende linde te plaatsen. De overstortsloot is weer herkenbaar door de plaatsing van een simpele brug en de aanplant van knotwilgen langs de beek.